dinsdag 5 juni 2012

Poeldijkse Zouaven

Alle begin is moeilijk zegt men wel eens. Waar zal ik beginnen? Denkwerk werd het, maar ik ga maar gewoon beginnen, en dan volgt de rest vanzelf wel.

Mijn eerste geneaogisch blogje gaat over de overgrootvader van mijn echtgenoot.



Bij het uitwerken en opschrijven van het levensverhaal van mijn schoonvader Simon Holierhoek bleef  1 zinnetje maar in mijn hoofd zitten:

Er kwam al pratende weg nog een herinnering boven; zijn opa van moeders kant (Simon van der Valk) werd na zijn overlijden opgebaard in zijn oud-zouaafen uniform. Dat heeft een grote indruk achtergelaten bij Siem.

Aangezien ik niet Katholiek ben had ik geen idee wat een zouaaf wel was, dus ben ik gaan speuren op het internet en daar vond ik Simon van der Valk als Zouaaf terug.

Poeldijkse Zouaven

Italië bestond rond 1850 uit een verzameling van zelfstandige koninkrijkjes en hertogdommen. Een van die onafhankelijke staatjes en verreweg de grootste was de Kerkelijke Staat. Van hier uit oefende de paus zijn wereld gezag uit. De oorsprong van dit gezag lag in de ideologie, dat de Paus, als vertegenwoordiger van God op aarde, het primaat en de suprematie bezat over alle wereldlijke vorsten. Als zodanig moest hij ook wereldlijke macht uitoefenen. Een grote sprong vooruit in dit streven kwam in de 8e eeuw (754 n.Chr.), toen Pepijn de Korte, Koning van Lotharingen grote gebieden in Midden-Italië onder het pauselijke gezag stelde. De meeste pausen hadden sindsdien het grootste gedeelte van hun energie gestoken in deze wereldlijke macht. Het was niet verwonderlijk dat de pausen van de negentiende eeuw er geen afstand van wensten te doen. Toch was er de roep vanuit het gewone volk om een democratischer bestuur. De Sardijnse vrijheidsstrijder Garibaldi maakte met zijn republikeinse strijders handig gebruik van deze wens. Hij was een republikein en streefde de eenwording van de aan elkaar verwante, door taal en cultuur verbonden gebiedsdelen na. Zijn doel was de eenwording van het gehele schiereiland in een nationale staat Italië. Bovendien verloor de Paus in 1848 veel steun, toen hij op verzoek van de koning van Sardinië weigerde de oorlog te verklaren aan Oostenrijk.Oostenrijk beheerste de havenstad Genua die door de Sardijnen werd opgeëist.
De Paus werd in Rome zo belaagd en in het nauw gedreven, dat hij moest vluchten. De Franse troepen onder Napoleon III kwamen hem te hulp. Zijn eigen troepenmacht was absoluut niet toereikend. Vanuit het Roomse primaatdenken was nooit de gedachte opgekomen, dat het eigen gebied ooit nog eens verdedigd moest worden. Vanuit het buitenland kwamen initiatieven op gang om de paus te hulp te schieten in zijn strijd om herovering en behoud van zijn wereldlijk gezagsgebied. In katholiek Nederland hebben deze ontwikkelingen de voedingsbodem gevormd voor een relatief grote toeloop van zoeaven. In totaal leverde Nederland ruim 3200 pauselijke soldaten. Melden als soldaat van de paus betekende aanzien in eigen kring. Ook werd de indruk gewekt, dat een pauselijke soldaat een plaatsje in de hemel verwierf. Uiteindelijk zal het voor vele vrijwilligers een combinatie van factoren zijn geweest, waarom ze besloten om zouaaf te worden. Het diepgewortelde geloof, de eer, het aanzien, het avontuur en de overtuiging maakten, dat een soldaat van de paus het gevoel kreeg, dat hij streed voor een rechtvaardige en correcte zaak.
De vereisten om tot het pauselijke leger toegelaten te worden waren o.a.:
Een getuigschrift van de pastoor dat men goed katholiek was;
Een bewijs van vrijstelling van militaire dienst;
Een bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister, inclusief namen van de ouders;
Een bewijs van goede gezondheid;
Een minimum leeftijd van 17 jaar, maar ook niet ouder dan 35  jaar;
Een minimum lengte van 1,57 m;
Ongehuwd of weduwnaar zonder kinderen.
Het zouaventenue was voor die tijd modern en bood veel bewegingsvrijheid aan de dragers ervan. Het bestond uit een blauwgrijze pofbroek, bijeengehouden door een lange rode buikband. Daarboven werd een blauwgrijs vest en een boleroachtig jasje met rode tressen gedragen. Op het hoofd droeg de zouaaf een soort kepie. Het was een zeer opmerkelijke dracht en uitermate herkenbaar. Men kon zich niet vergissen in een zouavenkostuum. Zij gingen strijden onder de naam Zuavi Pontifici.
Zo begon er een toestroom van doorgaans jonge en vooral fanatieke katholieke mannen. Het devies van de Nederlandse jongens was: “De koning is mijn koning en ik ga als hij mij roept en de Paus is mijn vader en ik ga als hij mij vraagt!”
Ze vertrokken, niet om de wet overtreden en zeker ook niet om de koning te kort te doen. Voor hen gold alleen de liefde en het respect voor de paus. Ze vroegen ook geen geld, maar deden het als plicht en ideaal. Ze zetten hun leven in voor de goede zaak, ondanks dat ze door velen niet werden begrepen.

Dat in een rooms dorp als Poeldijk ook mannen waren om voor de Paus te gaan strijden was haast wel vanzelfsprekend.





Bovenste rij, van links naar rechts: Frans Heskes dan Johan Alsemgeest en op de vierde plaats Johan Middelburg. Uiterst rechts zittend Siem Valk


          
 De pauselijke soldaten uit  de H.Bartholomeus parochie waren
Frans Heskes
Gedoopt Poeldijk 30-03-1834
kleermaker

Johan Alsemgeest
28-12-1837
tuinarbeider

Johan Middelburg
03-08-1846

tuinder

Cornelis van Dijk
25-04-1845
voerman

Piet Verbeek
01-02-1843
tuinder

Simon van der Valk
14-11-1845
landbouwer

Quirinus Bol
01-11-1849
metselaar


Deze zouaven reisden per stoomboot naar de Moerdijk en verder per trein naar Oudenbosch. Hier in Oudenbosch kregen zij hun laatste instructies, zoals:
Men mocht niet luidruchtig zijn, Men moest, waar dat kon, de mis bezoeken.
Er werd een biechtspiegel uitgereikt waarop verschillende zonden met bijbehorende penitenties stonden gedrukt in zowel het Nederlands, het Italiaans als in het Frans. Zo kon men tenminste te biechten gaan, ook al was er geen Nederlands sprekende priester bij de hand.
De volgende dag ging de reis verder per trein naar Brussel, waar een medische keuring plaatsvond, die nog strenger was dan die in Nederland. Het gebeurde nogal eens dat er aspirant-zoeaven werden teruggestuurd, omdat zij niet door de gezondheidskeuring kwamen.
Na Brussel ging de reis verder via Parijs naar Marseille, waar het weekend doorgebracht moest worden. De volgende etappe: naar de haven van Rome, Civitavecchia, per boot, want de weg over land leidde door vijandelijk gebied (het koninkrijk Italië). Tot slot ging het laatste stukje naar Rome weer per trein. Tijdens deze hele reis waren er voortdurend begeleiders aanwezig.
De reis- en verblijfskosten werd voor het grootste gedeelte met giften en donaties van vrome katholieken in Nederland betaald. De zouaven, die net uit Nederland waren aangekomen, werden vervolgens naar een kazerne in Rome overgebracht. Hier kregen zij een training van acht weken. Er werd geëxerceerd en men voerde manoeuvres uit op bevel van meestal Franse officieren.
De jaren 1866 tot en met 1870 zijn bepalend geweest voor het uiteindelijke lot van de Kerkelijke Staat, maar ook voor de roem van de zouaven. In deze periode werden de veldslagen uitgevochten. De pauselijke soldaten hebben weliswaar niet de eindoverwinning behaald, maar hadden zich goed geweerd, wat hen wijd en zijd bekend hebben gemaakt.   
In 1867 wilde Garibaldi met zijn republikeinse troepen de Kerkelijke Staat inlijven. Zowel koning Victor Emmanuel van Italië, als Napoleon III van Frankrijk waren bepaald niet gecharmeerd van Garibaldi. Zij wilden beslist niet, dat Garibaldi’s republikeinen Rome zouden innemen. Dat hield onder andere in dat zij troepen stuurden ter ondersteuning van de zouaven om de paus te verdedigen. De 5000 zouaven toonden daarbij zoveel felheid, dat het veel grotere rebellenleger, na een hevige strijd, waarbij veel doden vielen, vluchtte.
Na de strijd tegen de Garibaldisten kreeg het pauselijke leger veel erebaantjes en werden de zouaven in Rome onder andere ingezet als ordebewaarders.. Dit was nodig, omdat er steeds opstandjes en overvallen waren. Het waren vooral de Romeinen, die bleven strijden voor de eenwording van heel Italië.
In 1870, op 18 september, omsingelden Italiaanse troepen Rome, waarin zich nu zo’n 8000 pauselijke soldaten ophielden. De zouaven  hebben verwoed weerstand geboden, maar de paus zag in, dat het geen zin meer had. De strijd ging veel te veel levens kosten. Hij liet de witte vlag hijsen en gaf zich over. Al de volgende dag moesten de zouaven volgens afspraak hun wapens inleveren en de stad verlaten. Hiermee was dan toch nog sneller dan verwacht een einde gekomen aan de deelname aan de keurtroepen van de paus, de zouaven. De stad Rome werd de hoofdstad van het verenigde Italië, maar de paus behield een klein stukje Rome. De paus had van toen af slechts het grondgebied van het Vaticaan tot zijn beschikking en behield zo toch enig ceremonieel wereldlijk vertoon.
Van de zeven Poeldijkse zouaven zijn er zes teruggekeerd. Quirinus Bol is nooit in Rome aangekomen.
Het zouavenavontuur had echter wel een vervelende consequentie. Men  had  immers zonder toestemming van de Nederlandse koning dienstgenomen in het leger van een vreemde mogendheid. Zij hadden gestreden voor een vreemde vorst en verloren zo hun Nederlandschap. Zij konden geen rijksbetrekking in Nederland vervullen en hadden geen recht op een uitkering van het burgerlijk armbestuuur.
Vaticaanstad is sinds 1929 een onafhankelijk staat. Zij heeft een eigen filatelistische drukkerij, een eigen spoornet wat verbonden is met de Italiaanse spoorwegen en een bekend dagblad, l’Osservatore Romano, een courant dat in geheel Italië wordt verspreid. Het vaticaan heeft een eigen bewakingsgendarmerie (de vroegere pauselijke garde) en een eigen politiecorps, de beroemde ‘Zwitserse Garde’ die sinds begin zestiende eeuw lijfwacht van de Paus zijn en nog steeds het antieke uniform dragen dat waarschijnlijk naar een ontwerp van Michelangelo werd vervaardigd.

Simon van der Valk

1 opmerking:

Anoniem zei

Hallo Lenie,

Zoals beloofd zou ik nog reageren over de zouaventijd van Simon van der Valk. Je gaf aan volgend jaar het Zouavenmuseum in Oudenbosch te willen bezoeken omdat je dan toch in Hoeven bent. Een uitstekend idee. Ikzelf ben in februari naar dit museum geweest want mijn vrouw en ik waren toen in de buurt in een vakantiebungalow in Hoeven.

Hierbij de website van het museum: www.zouavenmuseum.nl. Zoals je ziet is het museum maar 1 of 2 dagen per week geopend. Misschien is het handig van te voren het museum te bellen dat je komt. Ze kunnen dan de gegevens van Simon van der Valk alvast oproepen zodat je bij aankomst gelijk de gegevens kunt inzien die fotografisch in de computer zijn opgeslagen.

Ikzelf ga nog een keer terug omdat ik achteraf nog wat meer gegevens wil noteren. Zoals je zult zien zijn de foto's die vermeld staan op je blog ook bekend bij het museum. In mijn herinnering hebben zij daar nog meer foto's. Verder heb ik genoteerd dat hij in het jaar 1869 zouaaf is geworden. Dat betekent dat hij waarschijnlijk de overgave in september 1870 heeft meegemaakt. Hij was soldaat der 2e klasse. Ook staat vermeld in welk regiment hij gediend heeft maar dat heb ik vergeten te noteren.

Het interessantste vond ik de ontdekking dat hij in tenminste de laatste 10 jaar van zijn leven een uitkering genoot van het Ondersteuningsfonds voor Oud-Zouaven. Zoals je al in je blog vermeldde konden oud-zouaven geen beroep doen op de normale uitkeringen van de armenbesturen omdat het Nederlanderschap hun ontnomen was. Uit de fotokopieën van de administratie van het Ondersteuningsfonds blijkt dat hij een uitkering van 30 gulden per jaar ontving welke later verhoogd werd tot 40 gulden. Een gewone arbeider verdiende in die tijd gemiddeld ca. 70 gulden per jaar.

Heel interessant allemaal maar ik ben wel blijven zitten met een grote vraag. Toen Simon trouwde kon hij een dienstbode in huis nemen. Dit wijst toch wel op een zekere welstand. Ook als ik de foto's van hem en zijn gezin bekijk zie ik aan de kleding en achtergrond een familie in goede doen. Wat is er gebeurd dat hij in de laatste fase van zijn leven om ondersteuning moest vragen? Op de administratieve kaarten van het fonds staat ook nog de handtekening van de plaatselijke pastoor dat toekenning van de steun terecht was. Zou er een verband zijn met het overlijden van zijn vrouw Cornelia van der Knaap in 1917? Vragen, vragen.

Tot slot. Het overlijden van Simon is niet onopgemerkt gebleven in de katholieke pers van die dagen. In het bekende weekblad "Katholieke Illustratie" is begin februari 1930 in de rubriek "Uit het Rijke Roomse Leven" een overlijdensbericht met foto geplaatst samen met 4 andere net overleden oud-zouaven. Zie:
http://www.lucasvanelden.nl/elders/kringbulletin94.htm . Tevens zijn in het dagblad De Tijd van 10-1-1930 en De Nieuwe Tilburgse Courant van 11-1-1930 korte redactionele meldingen van zijn overlijden geplaatst. Ik heb hier fotokopieën van die ik desgevraagd naar je mailadres kan sturen.

Ik hoop dat je wat met deze gegevens kunt en ik wil nog even onderstrepen dat een bezoek aan het Zouavenmusem een absolute aanrader voor je is.

Hartelijke groeten,
Peter van der Valk