Wat gebeurde er tussen 29 mei en 4 juni 1711 in Tiel?
De dood van Jan Houdsager, *1,*2,*3
Het is vrijdag 29 mei 1711. Het onweert flink.
Aan de Waterstraat in Tiel, in de herberg den Emaus (alwaer de Emausgangers uijthangen), *4) toebehorend aan de weduwe van Daniel Hamaackers, staan zoon en dochter Peter en Teuntie Hamaackers aan de tap.
Aan de Waterstraat in Tiel, in de herberg den Emaus (alwaer de Emausgangers uijthangen), *4) toebehorend aan de weduwe van Daniel Hamaackers, staan zoon en dochter Peter en Teuntie Hamaackers aan de tap.
Het is
tussen vijf en zes uur ’s middags. Tegenwoordig zouden we het happy hour
noemen, maar voor onze stamvader Jan zou dit uur noodlottig worden.
Jan Houtsager stapt de gelagkamer binnen, waar hij de broers Rutger en Gerrit Noot aantreft, die voor het noodweer naar binnen gevlucht zijn.
Jan Houtsager stapt de gelagkamer binnen, waar hij de broers Rutger en Gerrit Noot aantreft, die voor het noodweer naar binnen gevlucht zijn.
Jan bestelt
een kan bier.
Rutger is slecht gehumeurd en zit te mopperen.
Dan vindt de volgende woordenwisseling plaats:
Jan Houtsager: “Well pratt den beer noch all” *5)
Rutger Noot: “Wie is den beer?”
Jan Houtsager: “Ick en kenne genen beer” *6)
Rutger Noot: “Ghij sijt een schelm.”
Rutger is slecht gehumeurd en zit te mopperen.
Dan vindt de volgende woordenwisseling plaats:
Jan Houtsager: “Well pratt den beer noch all” *5)
Rutger Noot: “Wie is den beer?”
Jan Houtsager: “Ick en kenne genen beer” *6)
Rutger Noot: “Ghij sijt een schelm.”
Volgens Jan
zelf stelt hij hierna Rutger twee keer voor samen een glas te drinken en vrede
te sluiten, maar weigert Rutger dit.
Jan Houtsager: “Well Noot wass 't
niet beter dat wij onse quaestie afdroncken, soo er eenige mochten sijn geweest?”
Rutger Noot: “Neen, ick en suijp met geen schelm.”
Rutger Noot: “Neen, ick en suijp met geen schelm.”
Jan repliceert dat hij nooit een schelm geweest, Rutger herhaalt dat hij dit wel is en – eerlijk is eerlijk – het is Jan die begint met knokken: hij geeft Rutger “een soeflett” (een klap in het gezicht). Hierop raken zij handgemeen en worden ze door de andere aanwezigen uit elkaar gehaald.
Als Jan even
later de gelagkamer verlaat – misschien wil hij, na het ledigen van zijn kan
bier, een bezoek brengen aan “het gemackjen” – loopt Rutgers broer Gerrit Noot
hem na en bewerkt met een steekwapen (dat Rutger volgens sommige getuigen even
tevoren van huis gehaald heeft) Jans arm en buik.
Dit laatste doet hij zo grondig, dat Jans darmen “uijt den buijck puijlden”.
Dit laatste doet hij zo grondig, dat Jans darmen “uijt den buijck puijlden”.
Jan verlaat
de herberg, daarbij roepend “O, mijn Godt, O mijn Godt, hoe ben ick
gestoocken!”
Hij komt Hendrick van Maastrigt tegen, die juist de herberg binnengaat, en vraagt deze zijn vrienden binnen voor altijd goede nacht te wensen.
Hendrik loopt de herberg binnen en zegt tegen de aanwezigen: “O Godt t' is nu niet qualick gemaackt, daar is Johan Houtsager door Girrit Noot all dwars doorstoocken, en geseijt dat ick alle goede vrienden sou genagt wenschen tot in eeuwigheijt.” *7)
Hij komt Hendrick van Maastrigt tegen, die juist de herberg binnengaat, en vraagt deze zijn vrienden binnen voor altijd goede nacht te wensen.
Hendrik loopt de herberg binnen en zegt tegen de aanwezigen: “O Godt t' is nu niet qualick gemaackt, daar is Johan Houtsager door Girrit Noot all dwars doorstoocken, en geseijt dat ick alle goede vrienden sou genagt wenschen tot in eeuwigheijt.” *7)
Volgens
sommigen volgt Gerrit Jan nog de straat op om zijn karwei af te maken, maar
wordt hij door derden tegengehouden en Jan wordt het huis van Willem van Arckel
binnengebracht.
Om half acht
leeft Jan nog, want dan komen bij hem thuis een commissaris (van politie?) en
een apotheker langs en vertelt hij hun zijn kant van het verhaal.
Wanneer hij precies overlijdt is niet duidelijk, maar op 4 juni 1711 wordt hij begraven, na voor 18 gulden “overluid” te zijn (de kerkklokken zijn voor hem geluid).
Zijn vrouw Mijntje Beumers blijft achter met zoon Hendrik, die nog een baby is (dochter Lijsbeth is al in haar eerste levensjaar overleden).
Wanneer hij precies overlijdt is niet duidelijk, maar op 4 juni 1711 wordt hij begraven, na voor 18 gulden “overluid” te zijn (de kerkklokken zijn voor hem geluid).
Zijn vrouw Mijntje Beumers blijft achter met zoon Hendrik, die nog een baby is (dochter Lijsbeth is al in haar eerste levensjaar overleden).
Voorgeschiedenis
Het meest
verbazende aan dit verhaal is volgens mij de snelheid waarmee, en de mate
waarin het conflict escaleert: van een grapje tot een bloedbad.
Zelfs als
men aanneemt – zoals door sommige getuigen verklaard wordt – dat Jan niet
alleen een grapje maakte maar dronken en op confrontatie uit was, Rutger zat te
sarren en hem meerdere malen hardhandig tegen de borst heeft gepord, *8) lijkt het nogal overdreven om hem, terwijl hij
ongewapend is en op dat moment geen fysieke bedreiging vormt, de buik open te
rijten, zeker wanneer men bedenkt dat men in die dagen voor dit soort
vergrijpen de doodstraf riskeerde.
Je zou bijna
zeggen dat aan deze ontmoeting iets voorafgegaan moet zijn waardoor Jan en de
gebroeders Noot gezworen vijanden waren, dat er iets gewroken moest worden.
De
verklaringen van Gerrit Noot zelf over het gebeurde lijken daar
aanknopingspunten voor te bieden.*9)
Hij zegt dat hij en zijn broer 11 dagen eerder, op 18 mei, in de herberg van Willem van Leeuwen (alwaer den Ancker uijthangt) werden aangevallen door een groep mensen, onder wie Jan Houtsager, die riep “Sla dood, sla dood!”.
Hij zegt dat hij en zijn broer 11 dagen eerder, op 18 mei, in de herberg van Willem van Leeuwen (alwaer den Ancker uijthangt) werden aangevallen door een groep mensen, onder wie Jan Houtsager, die riep “Sla dood, sla dood!”.
Het zou
kortom niets minder dan een lynchpartij geweest zijn, waarbij Gerrit een oog en
zijn gehoor verloren zou hebben.
Gerrit zou
van het incident aangifte hebben gedaan, maar de autoriteiten zouden geen
maatregelen hebben genomen, en de schuldigen zouden nog steeds ongestraft
rondlopen en doorgaan met hun misdragingen.
Terug naar
29 mei, de dag van de steekpartij, maar nu in de lezing van Gerrit Noot: op die
dag zouden zijn broer en hij in de herberg hebben gescholen voor het onweer,
toen Jan Houtsager met zijn handlangers uit het huis van Willem van Leeuwen,
herbergier van Het Ancker, kwam, de herberg binnenliep en zich zo agressief
tegen hen gedroeg dat zij voor hun leven vreesden.
Hij, nog zwak van de gebeurtenissen van nog geen twee weken geleden, zou met een mes zijn leven verdedigd hebben.
Hij, nog zwak van de gebeurtenissen van nog geen twee weken geleden, zou met een mes zijn leven verdedigd hebben.
De gewelddadige intenties van Jan Houtsager en zijn trawanten worden bevestigd door een andere getuige, die heeft het over een kameraad van Jan (Gerardus Sickel) die een mes heeft en naar de herberg gekomen is om het te gebruiken.
Deze man zou, volgens dezelfde getuige, teleurgesteld zijn geweest dat Jan zo snel was uitgeschakeld: hij had zich verheugd op een wat uitgebreidere steekpartij. Nu ligt het voor de hand dat de direct betrokkenen en hun vrienden van alles hebben verzonnen om de andere partij zwart te maken en hun eigen partij onschuldig te doen lijken (dit geldt zowel voor Jan en zijn kameraden als voor de “Noten”), maar het verhaal dat Jan Houtsager Gerrit Noot bij een eerdere gelegenheid iets ernstigs misdaan is in die zin geloofwaardig, dat het de gang van zaken op 29 mei op een natuurlijke manier verklaart.
Misschien was er geen sprake van noodweer, zoals Gerrit Noot beweerde, maar van een wraakactie.
Eigen rechter spelen is natuurlijk niet toegestaan, maar als het waar is dat Gerrit door Jan zo ernstig verminkt was, dan zijn woede en wraaklust van de kant van Gerrit zeer voorstelbaar.
Tot slot
Er zijn geen processtukken voorhanden. De verdere levensloop van Gerrit en Rutger doet vermoeden dat het beroep op noodweer is aanvaard en dat zij niet gestraft zijn, misschien zelfs niet vervolgd.
Helemaal
helder is de zaak niet. In de verklaring van Gerrit Noot over de lynchpartij op
18 mei worden geen getuigen genoemd.
In een later stuk van zijn advocaat is wel sprake van (weigerachtige) getuigen, maar het is niet duidelijk op welke gebeurtenissen hun getuigenissen betrekking hadden moeten hebben.
Je zou je kunnen afvragen of, indien het verhaal over de lynchpartij werkelijk waar was, de autoriteiten er geen werk van gemaakt zouden hebben.
Een incident als dat kan niet onopgemerkt gebleven zijn en zelfs als de meeste getuigen onwillig waren (de meesten hadden waarschijnlijk zelf meegedaan), zal zoveel rumoer toch de aandacht van passanten en omwonenden hebben getrokken.
Men zou kunnen denken dat de stadsbewoners misschien bang waren voor Jan en de zijnen *10) , maar uit de getuigenverklaringen over de steekpartij van 29 mei blijkt dat de daar aanwezigen wel degelijk bereid waren om verklaringen af te leggen die voor deze mensen belastend waren.
Ook zou een spitsvondige jurist waarschijnlijk korte metten hebben gemaakt met de bewering van Gerrit Noot, die immers zijn gehoor verloren was, dat hij Jan Houtzager enige keren tegen zijn broer heeft horen zeggen “Den beer die prat”.
We zullen er ons waarschijnlijk bij neer moeten leggen dat we nooit achter de volledige waarheid zullen komen.
Ik denk niet dat enig politieteam bereid zou zijn deze cold case te heropenen. Wat duidelijk lijkt is dat deze mensen geen lieverdjes waren, ook geen pijprokende intellectuelen, maar vrij ruig volk *11) en ook dat er tussen Gerrit en Jan op zijn minst “oud zeer” bestond. Misschien is er in de Waterstraat in Tiel nog een horeca-gelegenheid te vinden waar we enkele vertegenwoordigers van beide families kunnen verzamelen en het geval alsnog afdrinken. Beter laat dan nooit.
Peter Houtzagers
22 januari 2006
--------------------------------------------------------------------------
1.
1. 1. Met
dank aan Rinus Baggerman en Arie Noot.
2. 2. Het
nu volgende is een reconstructie op grond van het gerechtelijk vooronderzoek.
Natuurlijk verschillen de getuigenverklaringen en is lang niet alles
eenduidig.
3. 3.Jans achternaam wordt
meestal zonder -saan het eind gespeld. Bij de invoering van de
Burgerlijke Stand in 1811 wordt een gedeelte van zijn nageslacht officieel met -s
geregistreerd, een ander gedeelte zonder. De rest van de naam wordt tot
1811 volkomen willekeurig geschreven: Houtsagers, Houdtzaagers,
alle denkbare spellingen komen voor.
4. 4. Het gaat hier om een
uithangbord met een afbeelding van de Emmaüsgangers (zie o.a. Lucas 24:13-35).
Het beeld van de Emmaüsgangers, vredig aan tafel met Jezus, staat in schril
contrast met de rauwe gebeurtenissen die gaan volgen.
5. 5. Waarschijnlijk betekent dit
zoiets als ‘Wel wel, de beer zit lekker te mokken’. Pratten betekent
volgens Van Dale ‘mokken, pruilen’. In zijn verweer heeft Gerrit Noot het over praten
(… den beer die praet…). Het brommende geluid dat Rutger maakt is
waarschijnlijk de reden waarom Jan hem een beer noemt.
Volgens sommige getuigen zou Jan hem hierbij – eenmaal of vaker, kameraadschappelijk of juist hardhandig – tegen de borst hebben gestoten.
Volgens sommige getuigen zou Jan hem hierbij – eenmaal of vaker, kameraadschappelijk of juist hardhandig – tegen de borst hebben gestoten.
6.
6. 6. Dit zou kunnen beduiden: ‘Ik
ken geen beer, natuurlijk bedoel ik jou’. Volgens anderen zou Jan hebben
gezegd: Ick en ben geenen beer ‘Ik ben geen beer (dus zul jij wel de
beer zijn)’. Weer anderen hebben iets geheel anders gehoord, nl. Hontsvot,
daer meen ick U mede, wat natuurlijk nogal aggressief zou zijn en niet in
overeenstemming met Jans verhaal achteraf dat hij alleen een grapje wilde
maken.
7. 7. Gevoel voor drama kan Jan
niet worden ontzegd, maar gezien de omstandigheden (je zult maar met
uitpuilende darmen over straat lopen) is het hem moeilijk kwalijk te
nemen.
8. 8.Teuntie of Peter Hamaackers
zou tegen Jan hebben gevraagd “wat dat hij met sijn droncke gat daer rusie off
questie quam te maken, dat hij wederom soude gaan inde herberge, daer hij
vandaen gekomen was, en dat de Noten aldaer stil en gerust waeren.”
Dat sonder aen imandt offensie te geven off eenige de minste schijn van rede daer toe, veele van het daer te saeme gekomene geselschap den supplt. en sijn voorn. broeder Rutger Nooth, op het lijff sijn gevallen, vervolgens den suppliant buijten de deur gesleept, over de straet en keijen heen en weer geslingert, met stocken en trappen met voeten ellendigh gequetst, sijn een oogh uijtgeslagen, en sijn hooft soo arbarmlick gekneust, als of hij was geweest onder de wiltste en barbaarste menschen des werelts, hebbende aen haer niet gemancqueert den suppliant, als rabrakende vant leven ter doot te brengen, roepende eenen Jan Houtsager, sla doot, sla doot, hebbende een ront hout in de hant, om den supplt. daermede de rest te geven, indien door tusschen schietende andere menschen buijten dat geselschap niet was worden belet, waer door den suppliant de onbeschrijflickste pijn des werelts heeft uijtgestaan, sijn gehoor daer mede verloren, en noch in perikel is over dit voorgenomene assassinaat te sullen moeten sterven.
Dat sonder aen imandt offensie te geven off eenige de minste schijn van rede daer toe, veele van het daer te saeme gekomene geselschap den supplt. en sijn voorn. broeder Rutger Nooth, op het lijff sijn gevallen, vervolgens den suppliant buijten de deur gesleept, over de straet en keijen heen en weer geslingert, met stocken en trappen met voeten ellendigh gequetst, sijn een oogh uijtgeslagen, en sijn hooft soo arbarmlick gekneust, als of hij was geweest onder de wiltste en barbaarste menschen des werelts, hebbende aen haer niet gemancqueert den suppliant, als rabrakende vant leven ter doot te brengen, roepende eenen Jan Houtsager, sla doot, sla doot, hebbende een ront hout in de hant, om den supplt. daermede de rest te geven, indien door tusschen schietende andere menschen buijten dat geselschap niet was worden belet, waer door den suppliant de onbeschrijflickste pijn des werelts heeft uijtgestaan, sijn gehoor daer mede verloren, en noch in perikel is over dit voorgenomene assassinaat te sullen moeten sterven.
9. 9.De verklaringen van de
gebroeders Noot zijn te vinden in een verzoekschrift van hun advocaat aan de
rechtbank om hen niet te vervolgen omdat zij zouden hebben gehandeld uit
noodweer.
1 10. Van Jan is bekend dat hij met met de
waarheid niet altijd zo nauw nam (zie de informatie over hem in zijn
parenteel).
1. 11. Interessant in dit opzicht is het
detail dat de eerdergenoemde Gerardus Sickel een pruik droeg, want die werd hem
op een gegeven moment van het hoofd getrokken. Blijkbaar was het dragen van
pruiken niet voorbehouden aan de hoogste klassen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten