Vanaf twaalf jaar kon een jongen als knecht op een boerderij in dienst komen.
De werktijd begon om half vier in de vroege ochtend en eindigde om negen uur 's avonds.
|
Na een jaar kwam hij bij een boer/koopman. De ene dag zorgde hij voor 10 koeien en de andere dag voor 4.
Piet van Beurden was een neefje van de boer en Siem weet nog dat zij samen in een bed sliepen.
Elke maandag bracht je, je kapotte en vuile goed naar je moeder en s’zaterdags haalde je het weer op.
Later werd hij boerenarbeider en werkte alleen overdag nog bij de boer. Dan moest hij s’morgens lopend om 4 uur Kethel uit en bij Delft met een bootje overvaren naar de boer".
Zijn verhaal wordt bevestigd door meerdere verhalen die ik las in Middendelftland is Mensenwerk.
Tot omstreeks 1950 was het een normaal verschijnsel om een knechtje van twaalf jaar op de boerderij te zien werken. Je kreeg op 1 mei een een contract van de boer en er werd dan verwacht dat je dat jaar dan bij deze boer bleef werken. De lonen waren laag voor de knechtjes en het geld ging ook meesstal naar de ouders. Veel knechten werden aangenomen voor dag en nacht, en ze verdienden dan ook loon in natura, voor kost en inwoning. Dat was voor veel grote gezinnen een uitkomst, een mond minder te voeden en nog geld toe.
De knecht moest iedere ochtend, ook op zondag , vroeg uit bed om de koeien te melken. In de zomer was dit om kwart over drie, vier en in de winter, als de koeien in de stal stonden, een half uurtje later. Om zes uur was het melken klaar en ging men ontbijten op de boenhoek, waar de boerin en de dienstbode inmiddels de tafel gedekt hadden. Er was altijd goed en voldoende te eten'. Na het ontbijt, om half acht, moest de knecht de varkensstal uitmesten en de mest in een put scheppen. Daarna moest hij de andere beesten, zoals de kalveren en de schapen, verzorgen. In de winter werden de koeien, die op stal stonden, gerost en geborsteld en de mest werd uit de grup achter de koeien vandaan geveegd. De mest werd met een houten blok aan een steel naar een luik geschoven, waarachter het in de mestput viel. Zo'n put kon wel twintig ton mest bevatten. Om twaalf uur werd er warm gegeten. Soep, aardappelen, groenten en spek. Als dessert was er meestal fruit uit de boomgaard. Na het eten werd er een uur gerust. 's Middags ging de knecht het land op om stekels te trekken, kanten te maaien, sloten uit te baggeren met de baggerbeugel of fruit uit de boomgaard te plukken, al naar gelang het seizoen. De hooitijd was natuurlijk een erg drukke tijd, dan was iedereen de hele dag op het land te vinden. Als de koeien op stal stonden, moesten deze gevoerd en verzorgd worden. En om vier uur was het weer tijd om ze te melken. Om zes uur was het avondeten, een broodmaaltijd. Daarna was iedereen vrij. Uit de verhalen komt telkens dezelfde gang van zaken naar voren. De knechten woonden in huis bij de boer en de boerin. Ze sliepen op de zolder boven het boenhoek. In de vrije tijd zochten knechten elkaar op, men ging naar de catechesatie, de jongelingsvereniging of een landbouwcursus. Op zondag konden ze naar de kerk en op familiebezoek tot melktijd. Het werk nam veel tijd in beslag, maar de indruk wordt gewekt dat het rustig kon worden uitgevoerd. De meeste arbeid werd gedurende de hele periode van 1920-1940 met de hand gedaan. Alleen in de drukke periode van de hooibouw werd er overgewerkt, want het hooi moest op tijd droog in de hooiberg liggen. |
Wat een lange werkdagen maakte men toen zeg. Al zullen de boeren met hun knechten heden ten dage ook wel zo lang werken. Het werk moet toch
gedaan worden. Er zijn nu alleen heel wat machines die het zware werk doen, dus is het toch anders
dan vroeger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten