De oorlog 1940/45 ging ook in onze familie niet zomaar voorbij. Er zijn twee mannen overleden in een concentratiekamp er is een man vermist, familieleden hebben moeten werken in Duitsland.
Ik vond in het archief een paar formulieren die ik in eerste instantie niet herkende. Wat waren dit voor papieren? Ze waren van Marius Sara Harte, zoon van Cornelis en Catharina Kilsdonk. Hij was toenmaals politieagent . Het was een vragenlijst, met één opvallende vraag erin, nl. deze: Stamt gij van Joodsche ouders of grootouders af? Navraag bij het cbg gaf duidelijkheid. Deze vragenlijst behoorde bij een niet-Jood verklaring. Het eerste blad, de verklaring zat er niet bij, maar het CBG had voor mij wel een scan van zo'n verklaring.
Deze niet joodverklaring werd door de Duitse bezetter ingesteld. Vóór 26 oktober 1940 moesten alle ambtenaren zo’n verklaring tekenen. Wie één of meer Joodse grootouders had – dat wil zeggen een grootouder die tot de Joodse gemeente had behoord – werd als Jood beschouwd en moest formulier B (niet- arisch) insturen. Niet-Joden moesten formulier A (arisch) insturen. Met deze verklaring wilden de Duitse autoriteiten een inventarisatie maken van wie wel en niet-Joods was.Mensen met Joodse voorouders weden kort na het invullen van de formulieren ontslagen.
Wie in de ogen van de bezetter Jood was, werd bepaald in Verordening 189/1940. Er werd in ons land wel geprotesteerd tegen deze verklaring. Maar blijkbaar hebben veel mensen deze toch ingevuld. Waaronder dus ook één familielid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten